maandag 22 oktober 2012

De digitale kloof: biedt informatietoegang de enige oplossing?


In onze steeds transformerende wereld maakt elk aspect van de samenleving alsmaar meer gebruik van ICT en internet. We willen ons steeds meer en sneller informeren, om zo actiever te kunnen deelnemen aan de economie, de politiek en de samenleving. Niet iedereen ter wereld echter beschikt over dit voorrecht. Er heerst een digital divide, een digitale kloof. Deze kloof onderscheidt de informatiearmen van de informatierijken. Deze twee groepen verschillen van elkaar in hun toegang tot, gebruik van en kennis van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en media. Op nationaal vlak betreft het de ongelijkheden tussen individuen, gezinnen, bedrijven en geografische gebieden; op globaal niveau gaat het om de kloof tussen de sterk ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden, vooral gesitueerd in Afrika en Latijns-Amerika, hebben niet alleen economische en educationele achterstand, ze hebben bovendien ook geen toegang tot de digitale wereld, waar informatie 24 uur op 7 beschikbaar is. De informatie die wij, als gegoede landen, als vanzelfsprekend beschouwen, is vaak niet voorhanden voor miljoenen mensen. Zij zijn lang niet zo goed als wij in staat om zich voortdurend aan te passen aan de niet te stoppen ontwikkeling van het internet. Het hoeft echter niet altijd om een binaire oppositie (toegang versus geen toegang) te gaan: het verschil kan ook zitten in de kwaliteit van de computers en de connecties, in de beschikbaarheid van technische assistentie of in de mate van toegankelijkheid tot bepaalde informatie.


Steeds meer en meer wordt er dus geijverd voor het dichten van deze kloof, want men gaat ervan uit dat, in de wereld waarin we vandaag de dag leven, informatie- en communicatietechnologie essentieel zijn voor een kwaliteitsvol leven. Als iedereen ter wereld over tools zoals het internet zou beschikken, zouden wederzijds begrip en communicatie versterkt kunnen worden, machtsverschillen worden weggewerkt en een democratische samenleving worden gegarandeerd. Vandaag de dag bevindt heel wat belangrijke informatie zich op het net en verschillende economische, politieke en sociale processen en handelingen zijn enkel nog te raadplegen of te volgen op een digitale manier. Om ervoor te zorgen dat iedereen dezelfde hoeveelheid informatie krijgt, op eenzelfde manier kan deelnemen aan publieke inspraak en een belangrijke schakel kan spelen in de economie, wordt onderlijnd hoe noodzakelijk het is de digitale kloof te dichten. Aan mensen over de hele wereld moet technologisch advies en technologiekennis verschaft worden. Het 50x15-initiatief stelt zich dan ook tot doel om tegen 2015 minstens de helft van de wereldbevolking te voorzien van internettoegang. Hector Ruiz, ex-voorzitter van het bestuur en ex-president van AMD, verwoordt het als volgt:

“Technology is only as powerful as it is accessible. Broader access brings education, information, and a sense of community that can help combat AIDS, malnutrition, ignorance and neglect. The power of a connected and enlightened world community is just beginning.”


In een onderzoek, vermeld in een artikel in The New York Times, werd cijfermateriaal uit Amerika geanalyseerd. Hieruit blijkt dat in het geval van gezinnen met een jaarlijks inkomen van minder dan 25 000 dollar, slechts vier op de tien daarvan thuis internettoegang heeft, terwijl voor de gezinnen met een jaarinkomen van meer dan 100 000 dollar dat 93% is. Wat betreft de Afrikaans-Amerikaanse en de Spaanstalige gezinnen heeft slechts iets meer dan de helft internettoegang thuis (respectievelijk 55% en 57%), terwijl 72% van de blanke gezinnen over deze toegang beschikt. Internettoegang blijkt dus een fluitje van een cent te zijn voor zij die blank zijn, tot de middenklasse behoren, en in de steden wonen. Voor zij die armer zijn, op het platteland wonen of tot een minderheidsgroep behoren daarentegen is deze toegang allesbehalve vanzelfsprekend. Internet breidt zich meer en meer uit en steeds meer domeinen zullen gaan gebruik maken van deze informatiesnelweg. Dokterraadplegingen, onderwijs en jobapplicaties zullen steeds vaker online gebeuren, waardoor de internetarmen benadeeld zullen worden.




Dat deze kloof zorgt voor een aanzienlijk niveauverschil in informatie en kennis lijkt me ontegensprekelijk. ICT- en internetevolutie is immers niet te stoppen en degenen die er gebruik van kunnen maken, halen er hoe dan ook voordeel uit. Nieuwe informatie verschijnt onmiddellijk in deze digitale wereld, maar bereikt echter degenen zonder toegang niet. Daardoor zijn ze niet, of slechts veel later, op de hoogte van gebeurtenissen of beslissingen. Ik ben het er dus mee eens dat er meer inspanningen moeten geleverd worden om iedereen van technologische applicaties te voorzien, alleen al omdat “digi-world” een onmisbaar element in ons leven is geworden en omdat we toch op elk vlak streven naar gelijkheid tussen mensen, of niet soms? Ik maak me alleen de bedenking of deze inspanningen primeren op andere inspanningen? In verschillende landen immers is er veel achterstand in te halen en ik denk dat het in die gevallen primeert om de elementaire structuren eerst uit te werken: een solide economie, een sterke politiek en een klassiek onderwijs. Pas daarna zal ICT-gebruik functioneel zijn en voor een waardeaanbrengst zorgen. 

In heel wat opiniestukken en werken vind ik het idee dat de kloof niet alleen het gebrek aan internettoegang betreft, maar dat het ook gaat om een gebrek aan begrip van de informatie die het internet verschaft. De informatiearmen, die soms toch toegang hebben tot internet, beschikken vaak niet over de nodige kennis om te bepalen wat ze kunnen doen op internet en wat ze kunnen bereiken. Ze hebben niet de capaciteiten en vaardigheden om op een efficiënte manier om te gaan met ICT. Volgens Michael Gurstein is het ontwikkelen van deze skills de belangrijkste voorwaarde om tot een verbetering en versterking van de samenleving te komen. Eenmaal het individu, na toegang, ook begrip heeft van de ICT-informatie, wordt hij een “digitale burger” en kan hij komen tot interactie met andere individuen door zich te begeven op sociale netwerken of in chatrooms. 

Het idee van het belang van correcte kennis van ICT-gebruik wordt gedeeld door Karen Mossberger, in haar boek Virtual Inequality: Beyond the Digital Divide. Zij is van overtuiging dat technologische ongelijkheid aandacht verdient, omdat omgaan met computers en internet tegenwoordig sterk gerelateerd is met gelijkheid van kansen en democratie. Kritische technologische vaardigheden zorgen voor een beter onderwezen bevolking. Deze bevolking kan daardoor efficiënter deelnemen aan het economische en politieke leven. Een beter onderwezen individu is een productiever en competitiever individu, en dat is een stimulans voor de economie. Daarnaast toont een onderwezen en geïnformeerde burger ook meer interesse in de politieke arena en gaat hij meer gefundeerd stemmen en sneller geneigd zijn opinies te uiten. Dit geeft een belangrijke boost aan de democratie. Wie wil participeren, moet zich online begeven, want dat is de plaats waar de politiek zich vandaag de dag afspeelt. Een oneerlijke verdeling van technologische vaardigheden zou dus bestaande sociale ongelijkheid verder in de hand werken:

“To the extent that computers and the Internet offer tools for economic self-sufficiency and political engagement, the price of unequal technology skills and access may be to perpetuate or even widen existing social inequities."

Over Mossberger’s gedachtegoed heb ik een aantal bedenkingen. Los van mijn pleiten voor technologische evolutie in de minder ontwikkelde gebieden, denk ik niet dat internetgebruik dé must is om economisch of politiek actief te zijn. Burgers die zich willen inzetten voor hun economie of politiek, zullen dat doen, met of zonder internet. Er kunnen ook andere manieren worden uitgedacht om burgers aan te zetten tot participatie.

 Gelijkaardig idee aan dat van Karen Mossberger vinden we in de zogenaamde “second-level digital divide”. Deze breuk wordt ook wel de productiekloof genoemd en houdt in dat socio-economische aspecten belangrijke invloed hebben op het gebruikersgedrag. Deze verschillen zorgen ervoor dat er een kloof ontstaat tussen zij die over de vaardigheden beschikken op een goede manier om te gaan met de technologie en zij die er de passieve consumenten van zijn. Deze kloof ontstaat doordat er een ongelijkheid is in het type internetconnectie en de frequentie van internettoegang. Hoe meer iemand toegang heeft tot internet en hoe sneller de connectie is, hoe meer mogelijkheden hij heeft om de technologie aan te leren en hoe meer tijd hij heeft om creatief te zijn. De lagere socio-economische klasse gaat zich eveneens minder snel wijden aan inhoudcreatie door hun achterstand in onderwijs en hun gebrek aan tijd om zich erin te verdiepen.

In het artikel van Katrina Samaras, Indigenous Australians and the ‘digital divide’, wordt de digitale kloof toegepast op een specifieke groep, namelijk de kloof tussen de inboorlingen en de rest van de bevolking. Gelijkaardig scenario daar: de economische, politieke en sociale samenleving wordt steeds meer beheerst door ICT, waardoor degenen met beperkte internettoegang of incapaciteit tot correct internetgebruik zullen achtergesteld worden. Ze lijden aan informatiearmoede: ze hebben geen toegang tot de nodige informatie, wat vaak informatie is die hen rechtstreeks aangaat. Dit leidt snel tot een gevoel van machteloosheid. Bovendien zorgt gebrek aan informatie voor een gebrek aan productie en participatie. Men moet hen tegemoet komen door gemakkelijker internettoegang aan te bieden. Het gaat echter niet alleen om de toegang, ook het gebruik en de inhoud zijn belangrijk. Informatiearmen, die vaak een achterstand hebben in geletterdheid en onderwijs, moeten geleerd worden om te gaan met de overvloed aan online-informatie, want die is niet altijd even zuiver op de graad. Deze correcte omgang met internetinformatie is ook noodzakelijk om zich te kunnen wapenen tegen informatie-imperialisme. Dit wil zeggen dat de cultuur, media en ICT uit West-Europa en de Verenigde Staten kunnen zorgen voor culturele dominantie en versterking van hun gedachtegoed. Internettoegang, internetinstructie en internetgeletterdheid zijn de middelen om deze situaties te vermijden.

 In deze ideeën kan ik me wel vinden. Als de benadeelde landen uiteindelijk toch internetvoorziening hebben (waar we sowieso toe moeten komen) en als ze daardoor, op dezelfde manier als wij, kunnen participeren aan de samenleving (wat aangeraden is, tenminste na het oplossen van essentiële problemen), dan is het inderdaad noodzakelijk te voorkomen dat ze verdrinken in de stormvloed aan informatie. We moeten hen dan leren kritisch te zijn en op een correcte manier het internet te ontdekken. En dat zijn de eerste stappen in de richting van een gelijke wereld, ook al is er daarvoor nog een hele weg af te leggen...

CRAWFORD, Susan P., The New Digital Divide (3 december 2011);

MOSSBERGER, Karen, Virtual Inequality: Beyond the Digital Divide, Washington D.C., Georgetown University Press, 2003, p. 1-14.

SAMARAS, Katrina, ‘Indigenous Australians and the ‘Digital Divide’’. Libri, 2005 (55), p. 84-95.


TJADEN, David, Digital Divide Around the World (20 oktober 2010); http://wiki.uiowa.edu/display/edtech/Digital+Divide+Around+the+World



Geen opmerkingen:

Een reactie posten