Byebye
gatekeeper, welcome gatewatcher
Vroeger, voor de komst van het internet
en zijn aanverwante sociale vriendjes, was het proces van nieuwsgaring (de
bronnen of kanalen waar de journalist het nieuws vandaan haalt) voor de
journalist eenduidig en weinig complex: het nieuws, afkomstig van onder andere
nieuwsagentschappen, persberichten en persconferenties, kwam vaak vanzelf naar
de redactie -en dus naar de journalist- toe. Deze maakt dan een selectie binnen
deze berichten en brengt die over naar de mensen. Dit is het traditionele
nieuwsproces, wat we eerder ook al “gatekeeping” genoemd hebben. Dit houdt in
dat de nieuwsgaring gebeurt door de professionele journalisten, die vervolgens
binnen de gesloten kring van de uitgeverij een hiërarchie, en dus een selectie,
opmaakt van wat gepubliceerd wordt en wat niet. Ook wat betreft de inkomende
respons van het publiek wordt een selectie gemaakt en dus bepaald wat
publicatiewaardig is en wat niet.
De komst van het internet echter heeft
ervoor gezorgd dat de journalist een bredere waaier heeft aan bronnen,
waarbinnen hij bovendien moet kunnen bepalen welke nuttig zijn en welke niet.
Zoals ik reeds in een voorafgaande blog heb aangehaald, leven we vandaag de dag
in een wereld van informatie-overvloed, en dit doordat het internet ons honderd-en-één
wegen biedt tot allerhande informatie. Dit maakt het niet alleen voor de
consument van nieuws en informatie moeilijk om een onderscheid te maken tussen
nuttig en niet nuttig, maar maakt het er ook voor de journalist niet
makkelijker op. Die is immers langs de ene kant verplicht rekening te houden
met de bronnen die verschijnen op het internet (zoniet, ontgaat er hem een
groot deel informatie), maar langs de andere kant moet hij heel bewust en
kritisch omgaan met het soort informatie dat hier verschijnt.
In deze veranderde situatie is het dus
volgens Axel Bruns niet meer mogelijk te spreken van “gatekeeping”, maar moet
dit begrip vervangen worden door het idee van “gatewatching”. De mainstream
media kan geen absolute controle meer uitoefenen over wat er door de “gates”,
de sluizen, gaat. Door het World Wide Web hebben mensen nu immers onmiddellijke
toegang tot informatie en nieuws. Dit wil echter niet zeggen dat er niet meer
moet worden toegezien op wat verspreid wordt: het belang van de gatekeeper
verdwijnt niet volledig, maar hij vervult nu eerder de rol van een gatewatcher:
“Gatewatchers keep a constant watch at the gates, and
point out those gates to their readers which are most
likely to open
onto
useful sources.”
Het
nieuws wordt nu niet meer gelimiteerd door een autoriteitspositie die controle
heeft over de nieuwsflow, maar men gaat over tot het becommentariëren van
nieuws, waarbij raad wordt gegeven over welke sites relevante informatie
bevatten voor een bepaald topic en welke minder relevante. Er wordt gezorgd
voor achtergrondverhalen en andere publicaties, zodat de lezers zelf kunnen
oordelen over de kwaliteit en betrouwbaarheid van gepubliceerd nieuws. Of zoals Bruns het zelf zegt:
“[Gatewatching is] observing the many gates through
which a steady stream of information passes from these sources, and of
highlighting from this stream that information which is of most relevance one’s
own personal interests or to the interests of one’s wider community.”
Ooggetuigen
op Facebook en Twitter
Zoals ik reeds in mijn vorige blog
vermeld heb, verschijnt het nieuws niet meer uitsluitend in printversie, maar
doet het zich ook meer en meer online voor, waarbij we bovendien zien dat het
nieuws niet meer enkel van de mainstream media komt, maar dat ook heel wat
gewone burgers gaan participeren aan het journalistieke leven door op internet
uiting te geven aan hun eigen journalistieke capaciteiten. Op sociale
netwerksites bijvoorbeeld, zoals Twitter of Facebook, kunnen ze berichten
posten en zo informatie of nieuws verspreiden.
De hoeveelheid en de waarde van
nieuwtjes, weetjes en specifieke informatie die op dit soort sites verschijnen,
zijn echter niet te onderschatten. Het zou niet slim zijn dat de journalist
tijdens zijn informatieverwerving deze burgerlijke vorm van journalistiek
verwerpt, aangezien het soms nieuws aanbiedt dat hij op geen enkele andere
manier kan verwerven. Het gebeurt immers vaak dat mensen, nadat ze ooggetuigen
zijn geweest van een gebeurtenis of voorval, hiervan getuigenis afleggen op
sociale media sites of er filmpjes posten die ze ter plekke hadden kunnen
maken. Over de crash van een vliegtuig van US Airways in de Hudson River
bijvoorbeeld verschenen op Twitter heel wat verslagen van ooggetuigen.
Slachtoffers en getuigen postten meldingen over en beelden van de ramp. Ik ben
ervan overtuigd dat wat betreft getuigenissen, filmpjes en rechtstreekse
verslagen van betrokkenen de sociale media zeker hun nut bewijzen voor
journalisten in hun zoektocht naar zoveel mogelijk nieuws. Daarom vind ik niet
dat deze sites zomaar mogen worden afgestempeld als niet betrouwbaar of
onnuttig.
Maar ook hier weer moet men op z’n hoede
zijn. Een blinde overname van de informatie zonder enige vorm van verifiëring
lijkt me uit den boze. Het kan immers altijd zijn dat de journalist terecht
komt op valse accounts of dat men te maken heeft met flauwe grappenmakers. Het
hoeft zelfs geen bedrog of grap te zijn, het kan ook gewoon gaan om een
onbewuste fout. Het lijkt me belangrijk dat als de journalist sociale netwerksites
gebruikt als bron, dat hij die hij checkt en dubbel checkt. Sociale media zijn
een niet te onderschatten nieuwsbron, maar ook hier gelden de journalistieke
principes.
Journalisten
en hun visie op onlinenieuws
Dit is althans hoe ik er over denk, maar
hoe zit het nu met de journalisten zelf? Hoe staan zij tegenover het gebruik en
de betrouwbaarheid van internet en sociale media in functie van nieuwsgaring?
Enkele uitgevoerde onderzoeken leren me hier iets meer over. Het eerste
onderzoek waarover ik heb gelezen is een recent onderzoek (2012),
uitgevoerd door wetenschappers aan de Canterbury Christ Church University. Er
werd bij Britse journalisten gepolst naar hun gebruik van sociale media.
Daarbij gaf 28,1% aan niet meer te kunnen werken zonder sociale media. 39%
vindt dat sociale media hebben gezorgd voor een verhoging van hun
productiviteit en 27% is van overtuiging dat sociale media zorgen voor een beter
engagement met het publiek. Deze twee laatste percentages zijn echter een
daling ten opzichte van de cijfers die resulteerden uit een gelijkaardig
onderzoek van het voorbije jaar. 16% van de ondervraagde Britse journalisten
ziet het positieve van de sociale media niet in: ze zeggen dat sociale media een
vernietigende impact zal hebben op de journalistiek.
Een tweede studie is eveneens een studie
uit 2012. Het betreft een ondervraging van 600 journalisten voor de Digital Journalism Study. Hieruit blijkt
dat 55% van de ondervraagden sociale media zoals Twitter en Facebook gebruikt
om verhalen te vinden. 43% maakt van deze tools gebruik om bestaande verhalen
te checken. 26% gebruikt sociale media waar ze minder mee vertrouwd zijn om
verhalen te vinden, en 19% maakt zelfs gebruik van dit soort bronnen om hun
werk te checken.
Een ander onderzoek naar de frequentie
van het gebruik van sociale media door journalisten is dat van Lariscy. 200
journalisten werden ondervraagd, maar in dit geval gaat het om een specifiek
soort journalisten, namelijk diegenen die zich bezighouden met de financiële en de
zakenwereld, en die werken voor de invloedrijke media in de Verenigde Staten,
zoals Wall Street Journal of Financial Times. In deze studie zijn de resultaten
minder overweldigend en we zien dat dit soort journalisten nog niet volledig
overtuigd is van het nut en de waarde van sociale media voor nieuwsgaring. Slechts
7,5% van de journalisten achtte sociale media zeer belangrijk voor hun werk,
terwijl 34% het belang van deze media niet inziet. De meest gebruikte online
bronnen zijn websites en blogs. Slechts 3% maakt gebruik van andere online
bronnen, zoals sociale netwerksites of Twitter. 32,5% geeft zelfs aan dat ze
voor hun professionele leven geen tijd besteden aan het gebruik van sociale
media. Over het algemeen blijkt dus uit dit onderzoek dat de ondervraagde
journalisten niet het gevoel hebben dat sociale media hun werk verbeteren, maar
langs de andere kant zijn ze er ook niet volledig tegen.
Het onderzoek van Cassidy over de
geloofwaardigheid van onlinenieuws toont echter wel aan dat er over het
algemeen een verschuiving is binnen de opvatting van journalisten over deze
kwestie. In 2002 stond de overgrote meerderheid van de journalisten nog
sceptisch tegenover online-informatie. Dit voornamelijk omdat het internet er
voor gezorgd heeft dat er competitie bestaat om zo snel mogelijk “breaking news”
te brengen, met als gevolg dat er gemakkelijker fouten kunnen worden gemaakt. Ook
in 2004 nog beweren de journalisten dat het internet de hoeveelheid foute
informatie in de nieuwsverhalen verhoogt. Bovendien is het zo dat bij nieuws op
het internet de noodzakelijke stap van het checken van informatie vaak wordt
overgeslagen. Maar enkele jaren later blijken de traditionele journalisten meer
open te staan voor onlinejournalistiek, omdat ze beseffen dat ook binnen de
journalistiek normen en waarden veranderen en dat het onmogelijk is de
internetrevolutie tegen te gaan. Het is dan een kwestie van nieuwe waarden te
integreren in hun professionele concepties en het belang van internet te
aanvaarden, maar nog wel steeds een kritische houding te behouden ten opzichte
van deze bronnen.
Kort samengevat, kan ik het als volgt
stellen: internet en sociale media zijn niet meer weg te denken uit onze
samenleving en naast informatie biedt het ons ook een interessante mogelijkheid
tot interactie. Ook de journalist moet deze wereld in beschouwing nemen, hij is
er zelfs in zekere mate afhankelijk van. Getuigenissen en updates die hier door
de mensen worden meegedeeld vormen een belangrijke bron van informatie voor
zijn berichtgeving. Maar meer nog dan dat er van ons een kritische omgang met
deze bronnen wordt vereist, moet vooral de journalist deze overvloed aan
informatie meester kunnen worden en het betrouwbare van het onbetrouwbare
nieuws kunnen onderscheiden. Hij moet al het waardevolle filteren, zodat zijn
berichtgeving kwaliteitsvol blijft en zo dus onderscheiden blijft van al het
waardeloze.
Bronnen
Bennett, S. 2012). 55%
of journalists worldwide use Twitter, Facebook to source new stories [study].
Opgehaald
10 november 2012 van http://www.mediabistro.com/alltwitter/digital-journalism_b24440
Bruns, A. (2008). The Active Audience: Transforming
Journalism from Gatekeeping to Gatewatching. In Paterson, Chris & Domingo,
David (Eds.), Making Online News: The
Ethnography of New Media Production. New York: Peter Lang.
Cassidy, W. P. (2007). Online News Credibility: An
Examination of the Perceptions of Newspaper Journalists. Journal of Computer-Mediated
Communication, 12(2),
article 7.
Express.be
(2012). Journalist heeft dubbel gevoel
bij sociale media. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.express.be/sectors/nl/interactive/journalist-heeft-dubbel-gevoel-bij-sociale-media/177463.htm
Lariscy, R. W. et al (2009). An examination of the
role of online social media in journalists’ source mix. In: Public
Relations Review, 35, 314-316.
Van
Belle, B. (2012). Sociale media voor
journalisten. Opgehaald 10 november 2012 van http://www.slideshare.net/bartvanbelle/sociale-media-en-journalistiek-12804771
Geen opmerkingen:
Een reactie posten